De mate waarin een ander jou ziet en ontmoet bepaald de mate waarin jij jezelf voelt, je er mag zijn. Je gevoel van zelf groeit op die momenten. Het geeft je het gevoel dat je er toe doet en wat er in je omgaat normaal is, ook als het onplezierige gevoelens zijn. Het is fijn als iemand anders je uitlegt hoe hij of zij zich bijvoorbeeld ook weleens heeft geschaamd. Hierdoor normaliseert het akelige gevoel van schaamte zich en is de kans groter dat jij in een volgende situatie je schaamte niet onderdrukt maar herkent en ook begrijpt.
Vooral als we jong zijn en ons gevoel van zelf nog moet groeien zijn deze momenten waarin een ander ons spiegelt erg belangrijk. We hebben juist dan de realiteit van een ander nodig om onszelf te vinden. Als iemand anders onze gevoelens opmerkt voelen we ons op een dieper niveau van binnen gezien. Iemand neemt je serieus en daardoor valt het je makkelijker jezelf serieus te nemen. Wat ik meemaak is normaal, het hoort erbij, ik hoef het niet te onderdrukken; ik hoef mezelf niet te onderdrukken. Kinderen leren hun gevoel te herkennen, te begrijpen en te uiten als hun gevoel opgemerkt wordt door een ander. Als verdriet niet wordt erkend, niet wordt benoemd dan zal het zijn eigen verdrietige gevoelens niet begrijpen en op den duur wegstoppen. Als in de omgeving van een kind boosheid wel een gangbaar gevoel van uiting is zal het kind zich vertrouwder voelen met deze emotie. Onbewust zal het registreren “Ah boosheid doen we wel!” Boosheid neem ik waar om me heen, het is normaal om je boos te voelen”. “Als ik boos ben wordt ik wel opgemerkt”. Zo begint hij zijn eigen boosheid te vertrouwen en te uiten. Hoe meer een opvoeder zijn eigen gevoelswereld herkent en begrijpt hoe echter hij of zij kan zijn met zichzelf en een ander. Wanneer een kind aanvoelt dat de ander gespannen is, maar als dit gevoel niet overeenkomt met wat de ander hem woordelijk uitlegt dan ontstaat er innerlijk verwarring. Een kind zal van nature niet twijfelen aan een volwassenen, hij zal deze verwarring onbewust bij zich zelf zoeken. “Het zal wel aan mij liggen”, “Het komt vast door mij”. Een kind zal dit niet bewust denken maar zal zich er onbewust op aanpassen. Het zal méér aandacht vragen (bevestiging zoeken dat hij/ zij wel okay is), of minder aandacht vragen (laat ik me maar even inhouden dan gaat het straks misschien wel beter met pa of ma.) Het verlaat hierdoor zijn eigen intuïtie en richt zich op de ander. Deze aandacht en energie kan het kind niet aanwenden om zichzelf te verkennen en te onderzoeken. Het leert zich in plaats van op zichzelf, te richten op de ander. ‘Als de ander okay is, pas dan ben ik okay’. Hierdoor ervaart het zichzelf niet meer en wordt als het ware een bootje zonder anker, drijvend op zee. Overgelaten aan de elementen van de omgeving. Je kunt je wel voorstellen dat dit een onrustig gevoel is. Veel problemen ontstaan wanneer we niet hebben kunnen oefenen in contact te blijven met onszelf. Als we als kind genoodzaakt waren ons te richten op een ander raken we steeds verder bij ons zelf verwijderd. De omgeving waarin je opgroeit en ook onze maatschappij houdt hier vaak geen rekening mee en vraagt wèl van ons; Wat vind je leuk? Wat wil je worden? Je wordt verantwoordelijk gehouden voor de dingen waar je een aandeel in hebt. Als je gevoel van zelf nog niet is ontwikkeld of je kan er moeilijk in verbinding mee zijn is het niet zo gek dat we een vals zelf gaan manifesteren. Een masker; we doen alsof. Er zijn genoeg andere identiteiten om je heen waar je deeltjes van kunt kopieëren. Tuurlijk kies je dan de positieve deeltjes en zo maak je een mooi plaatje van jezelf. Zolang je je opvattingen over jezelf maar vaak genoeg herhaald begin je er vanzelf in te geloven. Dit valse gevoel van zelf voelt leeg, het voelt niet stevig en zorgt voor een innerlijke onrust. We hebben bevestiging nodig van de buiten wereld dat het plaatje van onszelf klopt. We ragen naar de bekende weg, we laten gedrag zien waarvan we onbewust al weten hoe de ander daar op reageert. Daarnaast zijn we bij uitstek handig geworden het innerlijke gevoel van leegte te vermijden. We blijven praten om het praten, om het vullen van ruimte in plaats van praten om ons te verbinden en te luisteren. We gaan van de ene activiteit in de andere om maar niet stil te komen te staan. We bewegen ons van de ene plek naar de andere met de radio aan, of constante muziek op onze oren. Maken we ons niet druk om het verleden dan is er vast wel iets in de toekomst waar we ons bezorgd over kunnen raken en op die manier onze aandacht buiten onszelf kunnen richten. Spanning geeft gek genoeg een identiteit. Tegen iets zijn, je verzetten laadt je op, het versterkt je ego. Het constant beschikbaar hebben van internet vervult zo ook een belangrijke belonende rol. Constant je Facebook of Whats App checken, we worden afhankelijk van externe prikkels en dwangmatigheden om onszelf te een vals gevoel te geven van “Ja ik ben er, ik leef, ik doe mee, ik heb het onder controle, het gaat goed met mij!” We verleren om zonder externe prikkels met onszelf te zijn. Als niemand ons heeft laten voelen hoe okay het is met jezelf te zijn, met je gevoel, je imperfecties, je angsten en onzekerheden dan raken we die ingang met onszelf kwijt. De weg terug naar jezelf is je bewust te worden van je patronen hierin. Door het oncomfortabele in jezelf weer beetje bij beetje op te zoeken zul je merken dat je het steeds beter gaat tolereren, de onrust verdwijnt. De noodzaak om in iets externs te vluchten wordt dan overbodig. Het helpt een vergrootglas op jezelf te leggen en te beginnen waar te nemen hoe jij je in het alledaagse comfortabel houdt. Door je opvattingen waar je zo aan gehecht bent es onder de loep te nemen. Wat vertel jij jezelf om ‘legitiem’ jezelf bezig te houden? Hoe klink jij als je oncomfortabel wordt? Hoe laat jij jezelf stoppen van als het oncomfortabel worden? Wat vertel je je jezelf? Wat moet jij van jezelf? Welke manieren heb jij ontwikkeld om maar niet met jezelf te hoeven zijn? Comments are closed.
|
Archief
February 2020
|