Sinds kort hebben we een eigen plekje in de bergen van Oostenrijk. We hebben een caravan met voortent op een vaste staanplaats overgenomen. Er is hier met zorg en liefde geleefd denken we meteen. Vooral als we tot onze verrassing de inboedel ontdekken die ze hebben achter gelaten. Mijn man is blij met de nog bijna nieuwe oven, en ik vind in een uitgebreid porseleinen servies met gezellige mokken en schaaltjes; hartstikke leuk als je ‘huisje’ gaat spelen, want dat is het toch een beetje op camping.
Vandaag arriveert een goede vriend uit Zwitserland, we willen hem verwelkomen met eigen gemaakt eten en zijn druk bezig in het keukentje in de voortent. Het is er loeiheet; de oven staat aan met eigen gemaakt brood en buiten is het minstens ook een graad op 27. Nog gauw even de vaat opruimen denk ik. Door gebrek aan ruimte, zet ik de gezellige kommetjes op het trapje onder de dichte caravan deur. Het duurt niet lang of ik ben dat vergeten en natuurlijk als ik de caravan deur open trek, schuif ik zo die leuke gezellige kommetjes op de vloer. Het geluid verraad meteen dat ze dit niet hebben overleeft. “Hè verdorie!”, “Wat stom!” Zeg ik hardop tegen mezelf. Ik merk dat ik in een flits even wacht op eventueel vergelijkbaar commentaar uit de mond van mijn man. Dan zegt hij: “Heb je je zeer gedaan?” Ik voel in een flits van een seconde verbazing, meteen gevolgd door waardering en vooral ruimte. Het is nu alleen ik en mijn eigen gevoel! Ik pak het kommetje dat heel is gebleven en zet het in een kastje. “Wat zonde”, denk ik als ik de scherven van de drie gesneuvelde kommetjes bij elkaar veeg. Nu dringt de werkelijkheid nog dieper door; ik heb dit echt alleen aan mezelf te danken; “Typisch”, zeg ik tegen mezelf, wetend dat dit echt zo’n Marit actie is; dromerig en bij tijden zo klunzig. Terug in de caravan ga ik opzoek, er moeten toch nog meer van deze kommetjes zijn? Nu merk ik dat van de boosheid niet veel meer over is. Nu voel ik vooral waardering, dat er niks geen ergernis uit de mond van mijn man kwam en dat ik gewoon bij mezelf kon blijven. Wat maakt dat een verschil! Ik zoek hem op in de voortent en geef hem een kus; “Het gaat goed hoor!, “Lief dat je er verder niets van zei”, “Oh…” dat deed ik niet bewust hoor, dat had mij net zo goed kunnen overkomen.” Onderweg naar het toilet gebouw bedenk ik me dat ik dit soort situaties van heel vroeger ook anders ken; ik probeer me voor te stellen hoe anders het was geweest, als mijn man wel een soort van ergernis had uitgesproken. Al snel weet ik zeker dat dàt me dan nu vooral bezig had gehouden. Iets niet goed doen in de ogen van de ander, daar gaat een hoop energie in zitten en dat neemt een hoop innerlijke ruimte in beslag. Dan had ik waarschijnlijk geen moment nagedacht over mijn eigen actie maar had me wezenlijk stom en tekort geschoten gevoeld en wie weet in het moment me reactief verdedigd. Wat een verschil, nu kon ik even fijn kwaad zijn op mezelf, even flink balen en dan is het ook klaar, einde verhaal. Ik moet denken aan het gezin aan het einde van het camping straatje met 2 jongens tussen de 12 en 14 jaar schat ik. De jongste zet z’n mountainbike meteen bij de luifel en zakt neer op een stoel, de onderliggende grond is niet zo vlak en dus glijd de mountainbike langzaam onderuit. “Hoe vaak moet ik je nu zeggen dat je die fiets…”, schreeuwt z’n moeder. Zoon lief, kraamt er van alles uit naar zijn moeder, wat het ook is, het is duidelijk, hij is zijn stukje zelf fanatiek aan het verdedigen. Dit gaat niet meer over de fiets, dit gaat niet meer over deze ondoordachte actie van hem, dit gaat over overeind blijven in het bijzijn van een ander… Ik vraag me af in hoeverre deze jongen ruimte heeft gekregen om te realiseren dat het er betere plekken om de caravan zijn om zijn fiets te parkeren en hoe vaak deze fiets nog gaat vallen… |
Archief
February 2020
|